In een korte periode maakte ik op de IC mee dat er drie jonge vrouwen overleden. Als ik het goed heb was het binnen een maand, kan ook twee maanden zijn, maar in mijn beleving ging het achter elkaar.
De eerste was een meisje van 19. Ging naar haar werk. Viel neer. Werd gereanimeerd, werd naar onze IC gebracht en overleed. Ik was er zelf direct niet eens bij betrokken. Gebeurde allemaal aan het begin van de IC en ik werkte die dag aan het einde van de gang. Echter toen deze jongedame naar het mortuarium gebracht moest worden, werd ik gevraagd om mee te gaan. Zoals al onze overledenen was ze keurig in laken gerold, echter bij het overschuiven van bed naar de brancard van de koelcel viel het laken van haar voetjes en kwam er een klein fragiel voetje tevoorschijn. Groene nagellak met zorg aan gebracht op de nagels. Dit kleine voorval maakte op mij een enorme indruk. Mijn dochter was net zo oud. Haar teennagels waren ook gelakt. Nu ik erbij nadacht, mijn dochter was ook net zo lang en had ongeveer hetzelfde postuur. Ineens drong het tot me door dat dit meisje ook een vader en een moeder had. Hoe zou ik reageren als ik zou horen dat mijn dochter op het werk onderuit gegaan was en overleden? Dit tedere voetje was gelijk een voet tussen de deur. Even kon ik werk en privé niet gescheiden houden.
Kort daarop een reanimatie bij een pools meisje van 16 wat onderweg was op de fiets naar haar werk. Was een lange reanimatie, eigenlijk zonder resultaat. We kregen het hart niet opgang. We kregen soms wel even ritme, soms zelfs wat langer, maar er was geen hartslag. Het hart had wel een ritme, maar de spier zelf stond stil. Er was geen pols. Besloten werd om haar aan de ECMO te leggen. Een machine die de long en hartfunctie overneemt. Het zal geen verrassing zijn als ik u vertel dat dit uiteindelijk niet echt kon baten. Ook deze jongedame zou nooit meer op haar werk aankomen. Ouders in Polen, taalproblemen, geen prettige casus. Eerlijk is eerlijk, na de reanimatie heb ik niet meer voor haar gezorgd. Toen besloten werd haar behandeling te stoppen, heb ik daar niets van meegekregen.
Toen de overtreffende trap. Een jonge vrouw van 22. Postnatale zwangerschaps depressie. Ze zag het even niet meer zitten, slikte het pakje anti jicht pillen van haar echtgenoot en kreeg spijt. Echter dit middel gaat direct uit de bloedbaan de cel in en sloopt daar langzaam doch gestaag de celinhoud. Een onomkeerbaar proces. Sterven zou 8 dagen duren. Zo ongeveer. Toen ik de zorg over haar kreeg was ze net geintubeerd en werd ze kunstmatig beademd. Wel was ze nog bij kennis. De wanhoop in die ogen zal ik nooit vergeten. Daar lig je dan. 22, net moeder, kindje van 3,5 maanden met de wetenschap dat je dood gaat. Bijkomend probleem was dat ze Islamitisch was. In de Islam is zelfmoord een zonde. Wij mochten tegen niemand zeggen wat er nu precies aan de hand was. Dat was verschrikkelijk. Kan het niet anders verwoorden. Alleen de echtgenoot en een nicht wisten het en die hadden ons verboden dat met anderen te delen. Zelf had ze dat ook aangegeven voordat ze geïntubeerd werd. Ik speelde toneel tegenover familie en kennissen. Vertellen dat wij ook niet precies wisten wat er aan de hand was. Echtgenoot kon het niet aanzien. Kwam niet op bezoek. Ik merkte echter dat zij hem wilde zien. Ik weet niet meer hoe, maar uiteindelijk kwam hij naar de IC en kwam hij de box op. Ik sprak even met hem over de zeer waarschijnlijke fatale aanloop die eraan kwam. Hij liep naar haar bed. Zij keek hem aan. Hij keek haar aan. Ze pakten elkaars hand. Ik zag de liefde en de wanhoop overvliegen. Nooit meer heb ik zulke wanhoop gezien in twee paar ogen die elkaar aankeken. Ik had mijn arm gegeven om haar te kunnen redden op dat moment. Hij kon niet spreken. Ze keken elkaar enige minuten aan. De handen stevig vast. Dit zijn van die momenten dat ik zeker weet dat God niet bestaat. Dit is voor mij een soort sadisme op een uitzonderlijk hoog niveau. Nadat zij weer in slaap was gezakt liet hij haar hand los en kwam naar mij toe. “Wat moet ik nu?” vroeg hij mij huilend. Ik wist het ook niet. Ik vocht zelf tegen de tranen. Ik had zo met deze twee mensen te doen.
De dag erna was zij niet meer aanspreekbaar. De dagen die erop volgden viel haar lichaam langzaam uit elkaar. Labwaarden met waardes die ik nog nooit gezien had en daarna ook niet meer gezien heb. Haar lichaam raakte bezaaid met blauwe plekken. En inderdaad, na 6 dagen overleed ze. Familie legde haar af. Ik was blij. Ik wilde haar niet afleggen. Normaal heb ik er geen moeite mee, maar nu wel. Het was het meest akelige lijk wat ik ooit gezien heb. En ik heb er toch best wel een hoop gezien. Dit voorval, voorgewerkt door de andere twee jongedames brachten bij mij het bewijs dat ik vond dat mijn werk bestond uit het ontnemen van hoop bij mensen. Altijd maar waarschuwen dat het fataal kan aflopen en het het gevoel dat het toch niets uitmaakt wat we doen, ze gaan toch wel dood. Ik voelde me nutteloos. Ik zat niet in een burn-out of overspannen fase, ik was mezelf en mijn werk aan het evalueren. Waarom deed ik dit werk ook al weer? Ik was het even kwijt…..
Kort daarop ging ik voor een paar dagen naar onze andere locatie. Alwaar ons vrouw kind centrum stond. Ik weet nog goed dat ik in de nachtdienst een patient kreeg die bij ons kwam uitslapen na een keizersnede. De baby en de vader kwamen mee. Er was blijdschap. Het eerste kind. Positieve energie. Ik genoot van die uitgelatenheid. Ik kon ook helpen met de eerste keer aanleggen. Ervaringen delen. Dit was hetgeen ik even nodig had. Het gevoel iets te doen wat er toe deed. Even geen dood en verderf om me heen. Hierna heb ik dat gevoel van nutteloosheid nooit meer ervaren en ik ben nu toch al weer heel wat jaren verder. Toch weet ik dat ik de jonge moeder van 22 altijd bij me zal dragen. Dat is zo’n patient die je nooit vergeet. Zo’n patient waar je op het moment van sterven nog aan denkt. Dit klinkt zwaar. Dat is het ook. Dit soort momenten relativeren het leven. Hoe erg het ook is. Het kan echt altijd veel erger.